Pamfletten en gedichten van Nico Teekens
ik weet niet meer hoe het begon
een zware avond met veel drank
discussies in het late uur
ik ruik nog de stank van de frituur
aan het eind de trap naar boven
wie zal mij morgen nog geloven
dan val ik om in een bange nacht
ik heb je hulp nog willen vragen
maar mijn stem bezwijkt
en kan de woorden niet meer dragen
als ik 's morgens weer ontwaak
is het onmiddellijk raak
buiten in de tuin een omgeslagen boot
overal stroomt nog water naar de goot
de giek van een hijskraan leunt op de flat
de gevels zijn beschadigd en ontzet
ik waad om de flat heen
en praat met iedereen
kom de jongens nog tegen
met de vrienden uit hun klas
zoekend naar mijn oude zeemansjas
hoog boven de daken jagen bladeren en takken
in een wild wervelende lucht
luid schreeuwende vogels op de vlucht
flitsende donderwolken kleuren ongezond
draaien zenuwachtig in het rond
scheuren angstig brullend open
en laten al hun water lopen
de wind verstilt in een ogenblik
de hemel ziet weer helderblauw
het warme licht verdrijft de kou
in een mum van tijd is het ondraaglijk heet
aan de horizon de staart van een komeet
een rode zon scheert laag voorbij
ik vlucht naar binnen
dit is teveel voor mij
wanhopig zoek ik mijn telefoon
en het nummer van de woningstichting
op de lijst van Bob Dylan & Friends
geen mens is zich het gevaar bewust
en de woningstichting stelt iedereen gerust
ik loop naar buiten in de tuin
aan de andere kant van de heg
springt een jongetje op zijn fiets
een schoorsteen valt in puin
slaat tussen ons een diepe krater
het doet hem niets
nog van ver klinkt zijn geschater
ik vertel dit incident
aan iedereen die mij kent
maar dat is niet genoeg
loop binnen in de plaatselijke kroeg
ga op een verhoging staan
verzamel mijn publiek
en al mijn retoriek
strooi glitter op mijn hoofd
zodat ik wordt geloofd
richt mij tot de camera
van de toegesnelde media
en schreeuw het nog een keer
stop je verslavende dromen
denk niet dat het nooit zover zal komen
dat de aarde van uitputting sterft
aan een overdosis exploitatie
en er niets meer overblijft dat erft
zelfs geen ondergrondse vegetatie
iedereen kijkt verdwaasd en roept
stel je toch niet zo aan
overdrijf jij niet een beetje
of anders blijf bij ons vandaan
ik voel mij als een dwaas
van mijn boodschap beroofd
dan geef ik het toe, maar weet je
als onheilsprofeet moet ik dit doen
ander wordt ik niet gehoord