vorig gedicht | volgend gedicht | leesvolgorde | op alfabet | intro


De Twee


er is geen pand in de stad waar niet wordt ingebroken
overal lopen dieven in en uit
elke kluis wordt geopend of meegenomen
iedereen doet mee
niemand protesteert
nergens een eigenaar te zien
geen bewaking
geen politie
alleen ik wordt weggejaagd

ik vlucht een grote kerk in
met prachtige panelen van gemarmerd hout
twee vrouwen komen samen binnen
een tweeling, chique gekleed in bont
ik heb alleen nog oog voor hen
zij gooien kleine peervormige flesjes tegen de muur
lotion, parfum, verf druipen langs het hout
en verstillen traag tot kunst

zij leggen hun jassen op een bank
één voor één komen ze naar mij toe
plagend laat de eerste mij los
de tweede omhelst mij vol overgave
ik voel haar, ik ruik haar, ik proef haar
niemand is ooit zo dichtbij geweest


vorig gedicht | volgend gedicht | leesvolgorde | op alfabet | intro