vorig gedicht | volgend gedicht | leesvolgorde | op alfabet | intro


Neanderthaler


ik zwerf na de dood door een oneindige kosmos
op zoek naar een nieuw begin
weg van de brooddronken mens
die zijn omgeving verstoort
weg van het zinloos geweld
weg van dat onzalige oord
waar je om een weerwoord wordt vermoord
weg van de brallers die in de nacht
de buit verdelen van de jacht


koud van angst
mijn erfenis uit het verleden
ben ik op zoek naar Eden
het kan niet ver zijn
ik zoek een baken
een helder witte ster
als boven de daken van Bethlehem


een wanhopige ziel in leven gefaald
na een zoektocht van duizend jaren

hopeloos verdwaald in de eeuwigheid
er ligt nog één pad open


ooit geleefd als Neanderthaler
nu opnieuw geboren als mens
onaangepast

een oude ziel

een nieuw bestaan
het krioelt hier van de mensen

complexe rituelen
ik mis elk overzicht
het is een wonder dat het functioneert


ogenschijnlijk autochtoon
voor een passend loon als arbeider verhuurd
woon ik in een nette buurt
blijf een vreemdeling
niet op zoek naar binding
vond er een vrouw
en was die snel weer kwijt
bezocht hun tempels
plaatsen die ik nu mijd
hijs hun vlag niet
zing hun volkslied niet mee
bewonder hun helden niet
herken nog wel de brallers
die in de nacht
de buit verdelen van de jacht


toch is het blijven hangen
dat oude verlangen naar Eden
het moet hier ergens zijn


vorig gedicht | volgend gedicht | leesvolgorde | op alfabet | intro